Grenzen

genius

1.

“De grens is de vruchtbaarste plek van inzicht.”

P. Tillich

De grens scheidt en verbindt tegelijkertijd. Je lichaam is een grens. Je huid is de scheiding tussen buiten en binnen. Via de huid heb je contact met je omgeving. Via je zintuigen neem je de omgeving waar en kun je onderscheiden en je eigen plaats bepalen. Via je mond haal je dingen van buiten binnen waardoor je in leven blijft. De scheiding tussen buiten en binnen is nooit absoluut. De scheiding is tegelijk verbinding, anders zou er geen leven mogelijk zijn.
Op de plaats waar ik sta kan op dit zelfde moment niemand anders staan. Deze uitsluiting is essentieel voor mijn existentie. Verbinding met mijn omgeving, product zijn van mijn omgeving, afhankelijk zijn van mijn omgeving betekent dat ik in een voortdurende staat van wording ben. Differentiering is het instrument waarmee ik mij geestelijk kan onderscheiden. Daardoor ontdek ik mijn eigen plaats. Mijn plaats is niet absoluut. Ze is contextgebonden en lichamelijk gekleurd. Het feit dat ik adem haal maakt van mij een bijzonder wezen. Zonder lucht blijft er al heel snel niet veel van mij over. Zonder aandacht en liefde blijft mijn innerlijk wezen eenzaam en kom ik niet tot ontwikkeling. Lichaam en geest zijn beiden afhankelijk van de omgeving. Beiden kunnen niet zonder, beiden komen er uit voort.
Wat draag ik dan als individu, als persoon extra bij aan mijn ontwikkeling? Veel is biologie, product van een lang proces. Toch spreken wij over uniciteit van de mens, elk menselijk wezen. Over individualiteit en een on-opgeefbare persoonlijkheid. De vingerafdruk is uniek. Dat is een code van de huid, het lichaam. Maar wat ben je meer als lichaam, meer als uniek lichaam? Zijn dat mijn gedachten en gevoelens? Mijn daden, mijn gedrag en mijn overwegingen? Ben je als persoon een samenspel van dat alles en dát is het dan?
Via de taal maken we aan elkaar kenbaar wat ons bindt en onderscheidt. De taal levert ons het instrumentarium om dat kenbaar en duidelijk te maken. De taal is de basis onder ons denken en het verwoorden van ons gevoel en onze gedachtestroom. De taal kleurt onze waarneming van de omringende werkelijkheid en omgekeerd kleurt de waarneming het gebruik van de taal. De taal als spel, taalspel, blijft een serieuze zaak. Taal is het afgrenzen van de dingen via woorden, via begrippen. Elk woord is kenbaar omdat er ruimte, een leegte als afgrenzing, bestaat tussen de afzonderlijke letters. Elke letter heeft een eigen vorm anders zouden we ze niet kunnen onderscheiden en herkennen. Taal zou niet mogelijk zijn zonder dit individuele karakter van elke letter, elk taalteken. Ook de taal is een grensfenomeen. Ze verbindt en ze scheidt, zelfs tot in haar materialiteit.

2.

“De hoop komt op de volgende pagina. Sluit het boek niet. Ik heb verschillende pagina’s van het boek omgeslagen zonder de hoop te ontmoeten. Misschien is de hoop het boek.”

Edmond Jabès

Taal schept ruimte. In de letterlijke zin van het woord. Taal vult de ruimte, in het spreken, in het schrijven. Taal neemt net als het lichaam ruimte in. Gesproken taal is op het eerste gezicht minder veeleisend dan taal op papier. Maar de schijn kan bedriegen. Kijk naar het effect van grote toespraken op het publiek. Levens worden erdoor op hun kop gezet. Massa’s worden in beweging gebracht. Grenzen die niet overschrijdbaar leken worden overschreden als de massa in beweging komt.
Taal vult ook de geestelijke ruimte, de geestelijke ruimte is en wordt er door opgebouwd. Een voortdurend proces. Zonder aarde geen hemel, zonder taal geen leven, menselijk leven. Wat is net als in het landschap de horizon waarlangs zich het taalspel aftekent? Wat is de taalhorizon, welke taalhorizon scheidt de hemeltaal van de aardetaal?
In het landschap geeft de horizon jou de kans om je te oriënteren. Waar kom ik vandaan, waar ga ik naartoe, welke weg zal ik nemen om mijn doel te bereiken. Als je doel de horizon zelf is, zul je het doel nooit bereiken, maar binnen het kader van het zichtbare en voorstelbare en haalbare kan de horizon een goede graadmeter en grens zijn om je te oriënteren. De horizon geeft jou een plaats in het landschap. Je krijgt de kans om jezelf te ontdekken. In de ruimte en in de tijd.
In de taal is de horizon het feit dat je kunt spreken in de eerste persoon. Het voor “mij” wordt er door zichtbaar gemaakt. Elk wij is eigenlijk al een stap te ver, ideologie, een onzegbaar iets dat wel wordt uitgesproken maar meestal veel te makkelijk. Het wij in de mond van leiders en politici roept automatisch de vraag op wie zij met ‘wij’ bedoelen en of zij daar werkelijk deel van uitmaken. Daarom is de eerste persoon meer bet rouw baar. Dan gaat het alleen maar over jezelf, over jouw plaats en jouw beleving. Jouw mening, jouw gevoelens zijn bij uitstek de jouwe. Daar ligt de grens. Er kan een wijgevoel ontstaan bij herkenning en afbakening, maar het ik dat eronder verstopt ligt is fundamenteel. In die zin is de eerste persoon een houvast, een horizon in het taalspel.
In feite is de eerste persoon een samentrekking van de horizon in het landschap in een enkel individu. De lijn van de horizon wordt een punt: een mens. En nog exacter, een mens met opvattingen en gevoelens, samengebald in het persoonlijke, in de persoon die ik zegt, en die zich kenbaar maakt met een naam. “Ik ben….”Dichter kan deze horizon in de taal niet worden. Meer samengebald hoeft ook niet. In het “ik ben… “wordt alles al gezegd, al is het bij benadering en heeft de inhoud van het “ik ben” de neiging uit te zwermen over de persoonlijke taal, het geestelijk landschap van de persoon.
Het “ik ben…” manifesteert zich in de wereld. Het trekt grenzen. Het analyseert en differentieert. Het onderzoekt en wikt en weegt. Het laat zich gelden. Het schrijft. Het bewijst zichzelf. Totdat er geen lichaam meer is dat dit proces kan volhouden. Het “ik ben….” stijgt uit boven zichzelf. Het legt getuigenis af in een boek. Daarmee maakt het zichzelf groter, breder, wijder. Het nodigt uit. Het boek wil gelezen worden, het boek werkt.

3.

“Wat maakt een boek tot boek, tot het boek der boeken? Waarom wordt een boek bijbel? Een boek dat die naam waardig is, is een boek waar de kracht van het gezegde uitstijgt boven de intentie van het zeggen. Het bevat meer dan het bevat. In Het boek trekt de betekenis, die statisch is aangeduid in de lettertekens, de tekst open die erin wordt beschreven. Er is in het boek een andere betekenis die de directe betekenis van de intentie tot spreken in stukken scheurt. Het bijbelse boek is een uitbarsten van het kleinere dat iets groter’s bevat – op weg naar de ervaring om het oneindige te denken. Het grotere binnen het kleinere, dat wordt geopenbaard in het boek, dat is het idee van de levende transcendentie in het Jodendom. Wat belangrijk is om op te merken is niet het buitengewone feit dat het grotere, het oneindige een plek krijgt in het eindige, het kleinere, maar het overvloeien dat niets anders is dan zegenspreuk. Het boek is dus de toonbeeld van een paradox – of van een ontmoeting. Het ontvangt het oneindige, maar tegelijk maakt het de onmogelijkheid zichtbaar voor deze ontvangst, zien latend dat het oneindige zichzelf niet toestaat om omvat te worden of opgesloten in het heden waar wij een overwicht over hebben. Er is een overvloeien, een uitbraak van het boek in drie boeken. Interpretatie is niets anders dan schepping van het surplus van betekenis dat de uitbraak mogelijk maakt en de transcendentie. De paradox is de volgende: Het boek is een boek wanneer het niet langer een boek is.”

M.A. Ouaknin, The burnt book – reading the Talmud

Als je gegrepen wordt door de taal, de tekst van een boek word je als het ware letterlijk gegrepen want er gebeurt iets met je waardoor je vol raakt van datgene wat je gelezen hebt. Er wordt een grens overschreden, een overschrijding van een situatie waarin je vanuit een passiviteit actief wordt, geraakt wordt en in vuur en vlam wordt gezet zodat je gaat vertellen en getuigen van datgene wat je geraakt heeft. Alleen al het feit dat dit proces kan plaatsvinden is al genoeg bewijs voor dit gebeuren van grensoverschrijding. De betekenis uit het boek wordt in jou betekenis. Niet helemaal hetzelfde, maar het is een geestkracht die aan de letters ontsnapt. Letters van vuur. Daarom is de goddelijke taal een taal in vurige tongen. Een vertrouwd bijbels beeld.
Het in beweging komen is een effect van het woord. Het is ook het resultaat van de durf om ervoor open te staan en het woord toe te laten. Deze openheid veronderstelt een soort toegewijdheid, een inademing van betekenis. Dan is er geestelijk leven als de moed er is om te ademen. Gevolg van deze beweging is dat er nieuwe ruimte ontstaat. Een nieuwe horizon met vergezichten. Hoop leeft op alsof het vuur begoten wordt met olie. Levenslust verspreidt zich door het lichaam. Dat is niet alleen de kracht van de taal maar ook de ontvankelijkheid van de ontvanger, die zich bewust van de context en de onderlinge samenhang de stap durft te zetten om het boek open te slaan.
Manifesteert het oneindige zich nu werkelijk in het eindige, is de begrenzing van het eindige geen definitieve hindernis om het oneindige toe te laten? De ontkenning van het oneindige betekent geen definitief bewijs dat het oneindige er niet is. De bevestiging van het oneindige vraagt om verdere invulling. Wat is oneindigheid? Een verder denken dan het eindige. Een voortzetting van een beweging waarvan geen einde kan worden gedacht? Is dat niet ook allereerst een gedachte-experiment, een rationeel fenomeen? Is er ook een grond, een basis waarop dit denken kan steunen? Of is het enkel een gedachte, een extrapolatie zonder afgrenzing. Is het oneindige het grenzeloze? Bestaat er zoiets als het grenzeloze en is dit kenmerk aan verschijnselen toe te kennen? Zelfs de tijd, het begin van het heelal en de kosmos schijnen een grens te hebben als men spreekt over een begin. Het begin en het einde zijn grenzen. Daarom vertelt de bijbel een verhaal in de vorm van een gedicht over het begin en niet een wetenschappelijke theorie die getoetst moet worden. Misschien bestaat de oneindigheid alleen maar in het verhaal. Want de oneindigheid ontrekt zich aan het heden en aan de instrumenten vanuit dit heden om de eindigheid te meten. Als een mens slechts een beperkte tijdsspanne leeft, hoe zou hij dan in staat kunnen zijn om de eeuwigheid te meten. Eeuwigheid in ruimte en in tijd zijn dus fenomenen die buiten onze waarneming van de werkelijkheid vallen en dus figuren enkel in onze taal en onze gedachten.
Als er sprake is van het intreden van het oneindige binnen het eindige, het openmaken van het eindige en het verwijzen naar het oneindige in onze taal, dan is dat niet slechts een metafoor maar eerder een kwestie van performatief taalgebruik. Taal heeft effect en in dat effect wordt het oneindige zichtbaar. Het oneindige is dus resultaat van een betekenis die wordt opgepakt en verder gebracht, getransponeerd, opnieuw beleefd en tot leven gebracht. Een soort opstanding uit de dood, uit de taal die dood leek, in het leven dat taal nodig heeft om te kunnen ademen.
Het oneindige wordt als oneindige geduid. Het staat niet op zichzelf los van de betekenis die eraan wordt toegekend. Maar het overstijgt ook deze betekenis, het raamwerk van de taal kan het niet begrenzen en gevangen zetten. De mens, het individu, de persoon is dus een schakel in dit proces. Het landschap op zichzelf is aanwezig maar het feit dat het landschap, “schepping” wordt genoemd, schepping van land, een land, betekent al dat er duiding, betekenisgeving aan het werk is. Het is er niet zomaar, maar we zetten het in een bepaalde setting, een patroon van betekenissen. Het binnenbreken van het oneindige in het landschap is dus allereerst een binnenbreken van het oneindige in de taalinhoud en in de wijze waarop wij betekenis geven. Is dat voldoende, voldoet deze beschrijving van een grensoverschrijding? Is het oneindige voldoende geduid? Laat het zich nog verder duiden en zijn er nog andere betekenisvelden aan te voeren?
Misschien wordt het oneindige ook zichtbaar in de grens zelf die nooit exact is te trekken, en net zoals in de fractals duiken er telkens nieuwe betekenispatronen op, nieuwe vormen die als beweging nooit zijn afgesloten. Op een zekere afstand en vanuit een bepaald perspectief lijkt er helderheid te zijn en scheiding, maar dichterbij vervaagt het onderscheid zoals een voortgaande analyse van de verfstructuur op microniveau een schilderij heel anders doet uitzien. Taal en betekenisgeving is dus ook een instellen van het perspectief anders is er niet zo veel zichtbaar en valt een plaatsbepaling moeilijk uit. Oneindigheid onttrekt zich niet aan dit proces maar het uiteindelijke perspectief om helder zicht op deze oneindigheid te krijgen is voor de mens niet in te nemen omdat het lichaam onderworpen is aan de wetten van de tijd en de vergankelijkheid.

John Hacking

bidden

kabod