Juan R. Jimenez
Start Omhoog Fernando Pessoa Cesar Vallejo

 

 

 

Start
Omhoog
Fernando Pessoa
Cesar VallejoErectiele disfunctie

Juan Ramón Jiménez

bullet

Eres igual a ti,

Je valt samen met jezelf,

bullet

Actualidad

   Vandaag

bullet

Tarde  Avond

bullet

  Jij 

bullet

Muerto  Dood

bullet

No corras, ve despacio  Ren niet, ga langzaam

bullet

No dejes ir un día  Laat geen dag verstrijken

bullet

Witte ruïnes

bullet

Orillas Oevers

bullet

La Música   De muziek

bullet

El recuerdo  De herinnering

bullet

Mares  Zeeën

bullet

Cuanto dolor  Hoeveel pijn

bullet

Noche  Nacht

bullet

El viaje definitivo  De allerlaatste reis

bullet

Quisiera  Ik zou willen

bullet

Como piedra en un pozo  Als een steen in een put

bullet

No más perderse el alma  Niet blijven liggen moet de ziel

bullet

¿ Era su voz la fuga del arroyo  Was haar stem dan de vlucht van de beek?

bullet

Nocturno  Nachtstuk

bullet

Mi ciudad interior también se estiende

 

bullet

Sí – dice el día  Ja sagt der Tag

bullet

¡Qué hermosa muestra eres  Welk mooi voorbeeld ben jij

bullet

¡Qué imensa desgarradura  Welke grote scheur

bullet

Cuesta arriba 

bullet

Nube  Wolk

bullet

Eres igual a ti  Jij bent jezelf gelijk

bullet

¡Clavo que das lla fuerza al alma  Spijker, jij die de kracht geeft aan de ziel

bullet

Mi cuerpo se me pierde Het leven ontglipt me

bullet

YO NO SOY YO ICH BIN NICHT ICH

Eres igual a ti,

Y desigual, lo mismo

Que los azules

Del cielo.

 

Je valt samen met jezelf,

En toch ook weer niet, net als

De blauwe schakeringen

Van de hemel.

Actualidad

 

El corazón immenso

Dentro del sol de cada día

- el árbol incendiado de los aires -,

fruto total del ciele azul !

 

Hagamos grande sólo la verdad presente !

 

Vandaag

 

Het immense hart

In de zon van elke dag

- de in vlammen staande boom van de luchten -

totale vrucht van de blauwe hemel!

 

Laat ons alleen de aanwezige waarheid roemen!

Tarde

 

Cómo, meciéndose, en las copas de oro,

Al manso viento, mi alma

Me dice, libre, que soy todo!

 

Avond

 

Hoe toch, zich wiegend in de gouden kruinen,

Bij zachte wind, mijn ziel

Me zegt, in vrijheid, dat ik alles ben!

 

PASAN TODAS, VERDES, GRANAS . . .

Tú estás allá  arriba, blanca.

 

  Todas, bullangueras, agrias . . .

Tú estás allá  arriba, plácida.

 

  Pasan arteras, livianas . . .

Tú estás allá  arriba, casta.

 

JIJ

 

Allen gaan voorbij, groen, rood...

Jij bent daar boven, wit.

 

Allen strijdlustig, bars...

Jij bent daar boven, vredig.

 

Allen gaan voorbij, luchthartig...

Jij bent daar boven, rein.

MUERTO

 

QUEDÓ FIJO SU PESO:

un platillo en el cieno;

un platillo en el cielo.

 

DOOD

 

Zijn gewicht werd bepaald:

een schaal bleef in de modder;

een schaal bleef in de hemel.

NO CORRAS, VE DESPACIO,

que adonde tienes que ir es a ti solo!

 

¡ Ve despacio, no corras,

que el ni o de tu yo, reciennacido

eterno,

no te puede seguir!

         

Ren niet, ga langzaam:

Je moet alleen op jezelf toegaan!

 

Ga langzaam, ren niet,

want het kind van jouw ik, eeuwig

nieuwgeboren,

kan je niet bijhouden!

NO DEJES IR UN DÍA

sin cojerle un secreto, grande o breve.

Sea tu vida alerta

descubrimiento cotidiano.

Por cada miga de pan duro

que te dé Dios, tú dale

el diamante más fresco de tu alma.

 

Laat geen dag verstrijken

zonder hem een groot of klein geheim te ontfutselen.

Je leven zij waakzaam,

elke dag een ontdekking.

Voor elke kruimel hard brood,

die God jou geeft, geef jij hem

de zuiverste edelsteen van je ziel.

Witte ruïnes

 

1. Witheldere wereld van de ziel

- o eeuwige en pure kindertijd! -,

wie heeft, voordat jij het deed, jouw

hermelijn bevlekt met de sneeuw van jouw pijn?

 

2. Je was ervoor geschapen - ach, en al was het

voor altijd! -

om te stromen als een riviertje

door een lente, die nooit verwelkt.

Maar het wenen liet de slanke golf rijzen

- een eerste wenen zonder zin -,

en oevers vol van illusie stortten

- zonder dat je wat deed, behalve, ze op te richten -

in het vloedbed van jouw schaduwloze stroming!

 

3. Schaduwen van de vreugde;

zonder eigen ademtocht, die het eerste

licht gedoofd had! Schaduwen

van wat, van wie, van wanneer?

Intocht van het sterven

in de rustige, onschuldige ogen!

 

en 4. O hopen eerste brokstukken;

ellendig afval

van lichte torens - onrechtvaardige hand! -,

van zwarte stenen

tegen de witte vlinders,

de zachte bloemen en de lichte winden!

ORILLAS

 

CON QUÉ DELEITE sombra, cada noche,

entramos en tu cueva

- igual que en una muerte

gustosa -,

hartos de pensar, tristes,

en lo que no podemos cada día!

 

  - Los ojos esos que nos miran nuestros ojos

más que otros ojos,

que nuestros ojos miran más que a otros ojos

- estas nostaljias encendidas,

como carbones, del carino -,

también se cierran en nosotros,

casl como en su sombra-.

 

  Silencio. Y quedan

los cuerpos muertos, fardos negros,

a lo largo del muelle abandonado,

unidos sólo, bajo las estrellas,

por su espantoso vencimiento.

 

OEVERS

 

Met welk genot, donker, glijden wij

in jouw grot, nacht voor nacht

- als in een welkome

dood -,

genoeg hebbend van droevige gedachten

over datgene, wat wij niet kunnen, dag voor dag!

 

- De ogen, die ons in de ogen kijken,

meer als in andere ogen,

ogen, in welke de onze meer kijken dan in andere

(deze verlangens, vlammend

als kolen, naar tederheid),

ook zij sluiten zich nu in ons,

bijna als in het eigen donker.-

 

Stilte. Alleen

de dode lichamen, zwarte balen,

blijven op de verlaten

kade liggen, verenigd, onder de sterren,

enkel door het gruwen van hun nederlaag.

LA MúSICA!

. . . Se clava en-

medio del corazón, la rosa abierta

de las voces todas que no hablan.

 

  El mundo grande, el mundo breve,

en donde es ¡oh azul, oh alas! -

todo lo que jamás será  en nosotros,

con la nostaljia, reencontrada,

de los vuelos distantes e infinitos

que no pueden llegar, en esta vida,

a nuestra alma . . .

 

  Luego, el mundo breve se parte - el granc

en un escalofrío nuestro, sombra

- luz - y lágrimas...

 

DE MUZIEK!

...Ze dringt

midden in het hart, de opgebloeide roos

van alle stemmen, die niet spreken.

 

De grote wereld is een kleine wereld,

waarin - o blauw, o vleugels! -

al datgene is, wat nooit in ons zal zijn,

met het teruggevonden verlangen

naar de vluchten, naar de verten, naar oneindige

vluchten, die nooit, in dit leven, komen

kunnen tot aan onze ziel...

 

En dan vervalt de kleine wereld - de grote -

in een koude rilling van ons, in het donker

- licht - en tranen...

EL RECUERDO

 

EL RÍO PASA por debajo

de mi alma, socavándome.

Apenas me mantengo

en mí. No me sostiene

el cielo. Las estrellas

me enganan; no, no están

arriba, sino abajo, allá  en el fondo...

 

 ¿ Soy? ¡Seré!

Seré, hecho onda

del río del recuerdo . . .

 

¡Contigo, agua corriente!

 

DE HERINNERING

 

De rivier stroomt onder mijn ziel

door, mij ondermijnend.

Nauwelijks ben ik nog in staat

stand te houden. De hemel

houdt me niet vast. En de sterren

houden mij voor de gek. Nee, niet daar boven

zijn ze, maar daar beneden in de diepte...

 

Ben ik? Ik zal zijn!

Word tot golf

in de rivier van de herinnering...

 

Met jouw, stromend water!

MARES

 

¡ SIENTO que el barco mío

ha tropezado, allá  en el fondo,

con algo grande!

               ¡Y nada

sucede! Nada . . . Quietud . . . Olas . . .

 

  - ¿Nada sucede; o es que ha sucedido todo,

y estamos ya, tranquilos, en lo nuevo? -

 

ZEEËN

 

Ik merk, dat mijn schip,

diep daar beneden, met iets groots

samenstootte.

 

En niets

gebeurt! Niets...stilte...golven...

 

- Niets gebeurt? Of is alles voorbij,

en wij zijn, rustig van ziel, reeds in het nieuwe?-

¡CUANTO dolor,

belleza!

 

  El odio hace estallar fuegos de acero

en los fuegos lejanos - faros, grandes flores granas -,

de las costas del mar; gritos alertas

de llama blanca y verde,

en los gritos de llamas

en suenos, que, como en los suenos,

no se sabe, de veras, si han sonado . . .

. . . Y son los todavía mal despiertos

- qué mal sabor, qué‚ frio! -

contra los mal dormidos todavía

- ¡qué escalofrio, qu‚ sabor más malo! -

 

  Y la muerte se mezcla con la vida

inesperadamente, aquí y allá , como en relámpagos

de cien colores trájicos y agudos;

se mezcla con el sueno,

que prefiere morir a despertarse,

. . . se mezcla con el sueno.

 

  Va amaneciendo - grana y blanco -.

¡Costas que humean, en el primer sol,

para los que aún viven!

 

HOEVEEL PIJN,

schoonheid!

 

Haat laat stalen vuur opschieten

uit verre vuren - vuurtorens, grote scharlakenrode bloesems -,

aan de kusten van de zee; waarschuwingsschreeuwen

van een witgroene vlam

uit het schreeuwen der droomvlammen,

waarvan men, als in dromen,

niet weet, of ze ook werkelijk bestaan...

...En het zijn de niet echt ontwaakten

- wat een slechte smaak, wat een koude! -

tegen over de nog altijd slecht slapenden

- welk rillen, wat een hondsslechte smaak! -

 

En de dood mengt zich onvoorzien

in het leven, hier en daar, als in het bliksemen

van honderd tragische grauwe kleuren;

hij mengt zich in de droom,

die liever sterft dan wakker wordt,

... hij mengt zich in de droom.

 

Inmiddels daagt het - scharlakenrood en wit.

Kusten, dampend, in het eerste morgenlicht,

voor hen, die nog leven!

 

NOCHE

 

¡GRIITO en el maar!

 

Qué corazón, hecho honda- ¡hondero triste! -

te ha gritado? De dónde, grito, dónde,

con qué alas llegar s a tu final?

 

  . . . Cada ola te coje, y tú, lo mismo

que un delfín hecho espada, fuerza solo,

gritas: más,

más, más, más, más . . ..

o, hecha tu ala vela, lo mismo que una golondrina

vas más allá, vas más allá, vas más allá  . . .

 

¡Griiito en el maaar . . . !

¿Las estrellas te ayudan con sus ecos?

¡Griiiiito en el maaaaar . . .!

 

NACHT

 

Roep op de zeeee!

 

Welk hart heeft, tot slinger geworden - arme slingeraar! -

jou geroepen? Van waar, roep, waar, met welke

vleugels zul je toch je doel bereiken?

 

Elke golf grijpt je, en jij, als een

dolfijn, in een zwaard veranderd, in niets dan kracht,

schreeuwt: meer,

meer, meer, meer, meer...,

of je slingert je - de vleugels nu als zeilen - als de zwaluw

verder en maar verder, verder en maar verder...

 

Roeeep op de zeeee....!

 

De sterren helpen je met hun echoos?

 

Roeeeep op de zeeeeee....!

El viaje definitivo

 

Y yo me iré. Y se quedarán los pájaros

Cantando ;

Y se quedará mi huerto, con su verde árbol,

Y con su pozo blanco.

 

Todas las tardes, el cielo-será azul y plácido ;

Y tocarán, como esta tarde están tocando,

Las campanas del campanario.

 

Se morirán aquellos que me amaron;

Y el pueblo se hará nuevo cada año ;

Y en el rincón aquel de mi huerto florido y encalado,

Mi espíritu errará, nostáljico…

 

Y yo me iré; y estaré solo, sin hogar, sin árbol

Verder, sin pozo blanco,

Sin cilo azul y plácido…

Y se quedarán los pájaros cantando.

 

DE ALLERLAATSTE REIS.

 

En ik zal gaan.

En de vogels zullen blijven en zingen;

en blijven zal mijn tuin, met zijn groene boom

en zijn witte bron.

 

Elke avond zal de hemel blauw en vredig zijn.

en luiden zullen, net als vanavond,

de klokken van de kerktoren.

 

Sterven zullen zij die van mij hielden;

en het dorp wordt elk jaar weer nieuw;

en in elke hoek van mijn tuin met witte bloesems

zal mijn geest dronken van heimwee ronddwalen...

 

En ik zal gaan; en ik zal alleen zijn, zonder thuis,

zonder groene boom, zonder witte bron,

zonder blauwe en vredige hemel...

en de vogels zullen blijven en zingen.

 

"Mijn hart is nu zo zuiver,

dat het om het even is, of het sterft

of zingt.

 

Het kan het boek van het leven vullen of het boek van de dood.

Beiden zijn onbeschreven voor mijn hart, dat denkt en droomt.

 

Evenveel eeuwigheid zal het in beiden vinden.

Hart, het is om het even: sterf of zing."

!QUISIERA

 

!Quisiera que mi libro

fuese, como es el cielo por la noche,

todo verdad presente, sin histoira.

 

Que, como él, se diera en cada istante,

tot, con todas sus estrellas; sin

que ninez, juventud, vejez quitaran

ni pusieran encanto a su hermosura imensa.

 

¡Temblor, relumbre, música

presentes y totales!

!Temblor, relumbre, música en la frente

- cielo del corazón - del libro puro!

 

 

IK ZOU WILLEN

 

Ik zou willen dat mijn boek was,

zoals de hemel bij nacht,

alle waarheid presenterend, zonder geschiedenis.

 

Dat, net als deze, het zich helemaal zou geven

op elk moment, met al zijn sterren, zonder

dat kindheid, jeugd en ouderdom

konden verminderen of vermeerderen

de betovering van zijn onmetelijke schoonheid.

 

Beving, glans, muziek,

tegenwoordig en alomvattend!

Beving, glans, muziek op het voorhoofd

-          hemel van het hart - van het pure boek!

Como piedra en un pozo,

Así mi corazón, ¡con solo el cielo

Bajo él y sobre él !

 

Als een steen in een put

Zo is mijn hart, met alleen de hemel

Beneden hem en boven hem!

 

¡Qué imensa desgarradura

la de mi vida en el todo,

para estar, cont todo yo,

en cada cosa ;

para no dejar de estar,

con todo yo, en cada coas !

 

Welke een grote scheur

Is mijn leven als geheel,

Om in elk ding

Met mijn hele ik, te zijn,

En altijd te blijven, met mijn

Hele ik, in elk ding!

Cuesta arriba

 

¡ Inmenso almendo en flor,

blanca la copa en el silencio pleno de la luna,

el tronco negro en la quietud total de la sombra ;

cómo, subiendo por la roca agria a ti,

me parece que hundes tu troncón

en las entrañas de mi carne,

que estrallas con mi alma todo el cielo !

 

Reusachtige amandelboom in bloei,

Wit de kelk in de diepe stilte van het maanlicht,

De stam zwart in de volslagen rust van de schaduw;

Het is mij, terwijl ik klim naar jou over ruwe rotsen,

Alsof jij je wortels in het binnenste

van mijn vlees doet zinken,

alsof jij met mijn ziel de hele hemel met sterren bezaait.

 

Nube

 

Lo que yo te veo, cielo,

Eso es el misterio ;

Lo que está de tu otro lado,

Soyyo aquí, soñando.

 

Wolk

 

Wat ik in je zie, hemel,

Dit is het geheim;

Wat aan gene zijde van je is,

Ben ik hier, in dromen verzonken.

 

¡Clavo que das lla fuerza al alma,

traspasándola ;

que, dejándola esangüe,

la dejas cálida y pletórica ;

dispuesta a todo – a hacerlo todo,

a conquistarlo todo, a oponerse a todo;

a vivir y a morir! –

 

Y nada importa, entonces,

Peligro mi maldad, fraude ni trampa ;

Que todo

Se vence y ¡sólo sonriendo!

 

Spijker, jij die de kracht geeft aan de ziel,

Haar doorborend,

Jij die de uitgebloeide

Doet gloeien, volbloedig,

Bereid tot alles, in staat, alles te doen, zich

Alles te veroveren, alles te weerstaan,

Te leven en te sterven!

 

En niets betekent dan

Bedreiging of boosheid, bedrog of valstrik ,

Want alles

Laat zich overwinnen – en met lachen alleen!

 

¡Qué hermosa muestra eres, cielo azul del día,

a los despiertos ojos,

de lo despierto !

 

¡Qué ejemplo hermoso eres, cielo azul nocturno,

a los ojos dormidos,

de lo que sueña !

 

Welk mooi voorbeeld ben jij, blauwe hemel van de dag,

Voor de wakkere ogen,

Voor het wakker zijn!

 

Welke mooie gelijkenis ben jij, blauwe hemel van de nacht,

Voor de slapende ogen,

Voor het dromen!

 

Sí – dice el día - . No

-         dice la noche - .

 

¿Quién deshoja esta inmensa margarita,

De oro, blanca y negra ?

 

¿Y cuándo, di Seňor de lo increado,

creerás que te queremos?

 

Ja – sagt der Tag

 

Ja – sagt der Tag.

Nein – sagt die Nacht.

 

Wer entblättert die Blüte dieser riesigen,

Gold-Margeritte, weiss und schwarz?

 

Und wann, sag, Herr des Unerschaffenen,

Wirst du glauben, dass wir dich lieben?

 

Mi ciudad interior también se estiende

Hacia el ocaso, persiguiendo

El caer del sol triste.

! Jardines de mi alma,

atravesados, unos tras otros, por las graves

luces nunca últimas ;

cárceles, muros de mi alma,

deslumnrados, arriba, de nostaljias infinitas ;

y luego, costas solas de mi alma,

al nunca puesto mar poniente !

 

! Oh luz poniente, nunca puesta,

a través, como un fin nunca acabado,

de todos mis afanes interiores,

que tienen otra torre siempre

para ver más y más el sol

grana, el gran sol redondo y grana,

en el silencio immenso.

 

Auch meine innere Stadt

 

Auch meine innere Stadt streckt sich zum

Abend hin und verfolgt den Untergang

Der schweermütigen Sonne.

Ihr Gärten meiner Seele,

Durchflossen, einer nach dem anderen, von den schweren

Lichtfluten, welche nie versiegen;

Kerker ihr, Mauern meiner Seele,

Hell erschimmerend, zuoberst, von unendlichen Sehnsüchten;

Und dann, einsame Küsten meiner Seele,

Am nie versunkenen Meer der versinkenden Sonne!

 

O versinkendes Licht, niemals versunken,

Durchflutend, wie ein Ende, das niue aufhört,

Alle meine inneren Begierden,

Die immer einen neuen Turm erklimmen,

Um länger, immer länger die Sonne noch zu schauen,

Die grosse, die granatrot runde Sonne

In der unermesslichen Stille.

Nocturno

 

Mi lágrima y la estrella

se tocaron, y al punto,

se hicieron una sola lágrima,

se hicieron una estrella sola.

 

Me quedé ciego, se quedó

ciego, de amor, el cielo.

Fué todo - y nada más - el mundo

pena de estrella, luz de lágrima.

 

Nachtstuk

De ster en mijn tranen

raakten elkaar, en meteen

werden ze een enkele traan,

werden ze één ster.

 

Blind bleef ik staan,

en blind, van liefde, bleef de hemel.

De hele wereld was niets anders dan

sterrenleed, tranenlicht.

 

¿ Era su voz la fuga del arroyo,

que se oía correr en el poniente rápido;

o la luz del ocaso moribundo,

que corría en el agua que se iba?

 

Was haar stem dan de vlucht van de beek,

die men hoorde wegstromen in de suizende westenwind;

of het licht van de stervende avond,

wegstromend in het water, dat heen ging?

 

No más perderse el alma

-         vana semilla

insepulta y estéril –

por los secretos surcos inifinitos

de la pasada tierre

del amor… !A su cielo,

a su cielo estirado y trasparente,

donde se ve volar

en lo immenso, cantando,

el pajarillo !

 

Niet liggen blijven moet de ziel

-         slapend zaad,

onbegraven en onvruchtbaar –

in de eindeloze, donkere vorens

van de eens geploegde aarde

van de liefde…op naar de hemel,

in haar uitgestrekte, heldere hemel,

daar, waar men vliegen ziet

in het oneindige, zingend,

het vogeltje!

 

Mi cuerpo se me pierde,, vivo, en mi alma, iqual

‘que el rayo del sol último

en el rayo primero de la luna.

 

-         creo que puedo ver dónde termina

dueña de sí,

mi luz de oro,

y la sigo, contento, por la senda pura…

Mas, cuando creo aún que voy con ella,

Ella se me ha hecho ya plata de luz….-

 

Alma, ¿hasta dónde

Llegarás, muerto yo?

¿Dónde te perderás en lo que venga a ti

de dónde ?

 

Mijn leven ontglipt me, levend, in mijn ziel,

Zoals de laatste zonnestraal

In de eerste straal van de maan.

 

- ik geloof waar te nemen, waar het naar toe streeft,

heel zelfbewust

mijn gouden licht,

en ik volg het, tevreden, op het heldere pad….

Maar, terwijl ik nog geloof, het te volgen,

Is het me reeds tot zilver schijnsel geworden….-

 

Tot waartoe, ziel,

Zul je komen, als ik dood ben?

Waarin zul te verdwijnen, wat op je toekomt

- van waar?

YO NO SOY YO.
Soy este
que va a mi lado sin yo verlo;
que, a veces, voy a ver,
y que, a veces, olvido.
El que calla, sereno, cuando hablo,
el que perdona, dulce, cuando odio,
el que pasea por donde no estoy,
el que quedará en pié cuando yo muera.

ICH BIN NICHT ICH.
Ich bin jener,
der an meiner Seite geht, ohne daß ich ihn erblicke,
den ich oft besuche,
und den ich oft vergesse.
Jener, der ruhig schweigt, wenn ich spreche,
der sanftmütig verzeiht, wenn ich hasse,
der umherschweift, wo ich nicht bin,
der aufrecht bleiben wird, wenn ich sterbe.

 

meer over : Juan Ramón Jiménez

About Juan Ramón Jiménez

Juan Ramón Jiménez (1881-1958) was one of the greatest Spanish poets of the 20th century. He was acutely aware of the difficulties involved in conceiving of "the self," as the aphorisms below suggest, taken from Juan Ramón Jiménez, The Complete Perfectionist: A Poetics of Work, ed. & trans. by Christopher Maurer (New York: Currency Doubleday, 1997), pp. 25-33:

Self

Through work we define ourselves, and upon our work we leave our image. It is part of who we are, and who we shall become.
  One of Juan Ramón's best-known works in progress was his I, his public self. Over the years, in a series of vignettes and aphorisms (like the ones on the following pages), he portrayed himself as god, as nature, as his own disciple and master; in short, as a sufficient, alternate universe.
  Like his poetry, that I, that public ego, was in a constant state of revision. In his earliest poses for the photographer, one sees the sad, dark eyes of a self- declared "martyr of Beauty," a "precision instrument for thinking and feeling." The well-trimmed beard and careful, elegant attire suggest a master of perfection: "My kingdom lles in the difficult." His look could be sharp and fastidious, and one or two of the photos might have been inscribed with the aphorism "Let us cultivate, before all else, the art of rejection!" On an imaginary calling card--one of many he handed to posterity--he engraved the words

THE UNIVERSAL ANDALUSIAN

In one of his autobiographical pen portraits, he catches his reflection in a windowpane and finds that his head "bears a stunning resemblance to those of Góngora, Calderón, and Shakespeare."
  Not surprisingly, his enemies called him Narcissus. They were right, he replied. All gods, and therefore all poets, fall in love with their own creation; and all male creators fall in love with the poetic, feminine side of themselves. But Narcissus, too, was misunderstood. What he saw in the water was an image not of himself but of completion and worldly beauty. When he peered into the pool, into the very "eye of Nature," Narcissus longed to escape from himself and dissolve into the universe: the noblest sort of metamorphosis. More stinging than "Narcissus," Juan Ramón thought, were the names his mother called him as a child: "Juanito the Demanding, Johnny the Question Mark, Little Mr. Spoiled, the Interrupter, John-John the Whimster, Mr. Invention, Madman, the Exaggerator, the Whiner, the Pest . . . the Prince."
  Was it really him, that I, that column spiraling endlessly around itself? Why did he show it so insistently in public, in newspapers and poetry magazines, where it was sure to awaken hostility to his poems and lend itself to ridicule? There is no easy answer. He called himself both a Classic and a Romantic. The Romantic project of his life--his Work, his Obra)-- required a hero; and especially when he was young, the hero needed to be misunderstood, needed to overcome a rude and hostile world. Where no hostility existed, it had to be provoked, or teased into existence. He must have had great fun baiting others with those public "selves," chuckling at those who took them too seri- ously.
  "In me, there are at least three I's," he once wrote. "I was always enough with two of them. But I want to be my third, the demanding one, el exijente." [The normal spelling is exigente, but one of Juan Ramón's eccentricities was to write j, and not q, before an i or an e.] So many Juan Ramóns, each in search of perfection! There is the I of some of the autobiographical aphorisms: the proud martyr of Beauty, the Universal Andalusian. There is the ecstatic I of the poems, the selfless Narcissus in love with solitude and the beauty of the world. And there is the worker, the humble me who wrote the other two into existence: the exijente who struggled endlessly to write perfectly. Life in exile brought another sort of self-fragmentation. In the United States and Puerto Rico, Juan Ramón heard himself speak in the tongue of another, and heard others speak in a tongue that was, and was not, his own.
  Those selves are not easily reconciled and not easily separated. Who can say where one ends and another begins; which is public or which private? Identity is the deepest of human mysteries, and no identity is more mysterious than that of someone whose life is his art. "To live is to create, and re-create, ourselves," he wrote. No final solution is possible, no identity definitive. It would be harder to imagine an artist of greater integ- rity. But the notion of identity--of remaining "the very same" person--was alien to him. Here, as everywhere in his thought, perfection lies in succession, transition, metamorphosis: "To poetize is to become a new I each day in a new vision and expression of myself and of the world that I see, my world . . . This passing of the torch from one I to another, and from me to the person who follows me, these stages in a beautiful career of light, are the way I conceive of life."
  Juan Ramón loved the idea of life as an orbit: "We are nothing but wanderers in orbit. We can never reach an end, never reach ourselves, unless the end is, simply, to run after ourselves."
  One of the final names he gave himself was El Cansado de su Nombre (Tired of his Name). We can imagine that, in life and in art, Juan Ramón grew tired of himself and of his names; tired, even, of his pronouns.

     I am not I.
     I am this one
     Walking beside me whom I do not see.
     Whom at times I manage to visit,
     And at other times I forget.
     The one who remains silent when I talk,
     The one who forgives, sweet, when I hate,
     The one who takes a walk when I am indoors,
     The one who will remain standing when I die.
 

    (Translated by Robert Bly)

Nature has given me two irreconcilable virtues: supreme productivity and the yearning for supreme perfection . . . Thus my martyrdom--for Beauty--and my melancholy.

What a struggle within me between the complete and the perfect!

What a great thing it is: to be absolute master of perfection and scorn it like this!

   I have Poetry hidden in my house, for her pleasure and mine. And the two of us behave like lovers.  I would give the better half of my work not to have written the other.

My best work is my constant repentance for my work. I am eternal. I have no possible solution. I am so abstracted in the eternal that spiders have woven cobwebs between my feet.

I want to be, at the same time, the arrow and the spot where it penetrates, or gets lost.

I like not the event but its representation. For in the event I am only a participant or a spectator, and in the representation of it I am a creator, a poet.

They ask me, "Why don't you do this thing or that?"
  I answer, "Because what I live on is precisely not doing them. I live negating their affirmation or affirming their negation."

They say I am monotonous. True. All I sing is the universe.

My only two weapons: time and silence. My life never has a beautiful present. The best of it lies in memory and in hope. My life is constant regret for not having done things I refused to do when I could have.

In order to disorder my inner life, I have to tidy up my outer one.

I don't smoke, don't drink wine, hate coffee and bullfighting, religion and militarism, the accordion and the death penalty. I live only for, and by, Beauty...

My work is--they say--unreal. Unreal, yes. But quiet and eternal amid the madness of life, like the shadow of a castle in the water that tries to carry it away. Some of my affectionate envious friends say, "You write too much."
  "Maybe," I answer. "But as long as the best of your little is worse than the worst of my much, I will keep on doing so."

I believe in the "great poet," who isn't the one who reaches the widest public but the one who creates the most public.   Even greater would be the poet who could build the total, immense minority. That is my own illusion.

"Glory" (what a word!) consists in going from the me that others don't know to the other me that I don't know.

It is frightful to have a double in life. In poetry, doubly frightful. But it calms us when a third person takes our double to be a single.

The Universal Andalusian.

Tired of his Name.

               In the End
Hidden creator of an unapplauded star. 

internetpage about Jiménez

another page about Jiménez

Selected works:

bulletALMAS DE VIOLETA, 1900

bulletNINFEAS, 1900

bulletRIMAS, 1902

bulletARIAS TRISTES, 1903

bulletJARDINES LEJOS, 1904

bulletPASTORALES, 1905

bulletELEJÍAS PURAS, 1908

bulletELEGÍAS INTERMEDIAS, 1909

bulletOLVIDANZAS, 1909

bulletBALADAS DE PRIMAVERA, 1910

bulletLA SOLEDAD SONERA, 1911

bulletPOEMAS MÁGICOS DOLIENTES, 1911

bulletMELANCOLÍA, 1912

bulletLABERINTO, 1913

bulletPLATERO Y YO, 1914 - Platero and I - Harmo ja minä

bulletESTÍO, 1915

bulletSONETOS ESPRITUALES 1914-1915, 1916

bulletDIARIO DE UN POETA RECIÉNCASADO, 1917

bulletPOESÍAS ESCOGIDAS (1899-1917), 1917

bulletETERNIDADES, 1918

bulletPIEDRA Y CIELO, 1919

bulletSEGUNDA ANTOLOGÍA POÉTICA (1899-1918), 1922

bulletPOESÍA, EN VERSO, 1917-1923, 1923
bulletBELLEZA, 1923

bulletUNIDAD, 1925

bulletOBRA EN MARCHA, 1929

bulletSUCESIÓN, 1932

bulletPOESÍA EN PROSA Y VERSO, 1932

bulletPRESENTE, 1934

bulletI (HOJAS NUEVAS, PROSA Y VERSO), 1935

bulletCANSIÓN, 1936

bulletLA ESTACIÓN TOTAL CON CANCIONES DE NUEVA LUZ, 1936

bulletPOLÍTICA POÉTICA, 1936

bulletVERSO Y PROSA PARA NIÑOS, 1937

bulletCIEGO ANTE CIEGOS, 1938

bulletESPAÑOLES DE TRES MUNDOS, 1942

bulletANTOLOGÍA POÉTICA, 1944

bulletVOCES DE MI COPLA, 1945

bulletLA ESTACIÓN TOTAL CON LAS CONCIONES DE LA NUEVA LUX, 1946

bulletANIMAL DE FUNDO, 1947

bulletDIARIO DE POETA Y MAR, 1948 (new version of Diario de un poeta reciéncasado)

bulletROMANCES DE CORAL GABLES (1939.1942), 1948

bulletDIOS DESENDO Y DISEANTE, 1949 - God Desired and Desiring

bulletFifty Spanish Poems, 1950

bulletTERCERA ANTOLOJÍA POÉTICA, 1957

bulletEL ZARATÁN, 1957

bulletSelected Writings, 1957

bulletLA CORRIENTE INFINITA 1903-1954, 1961

bulletPOR EL CRITISAL AMARILLO 1902-1954, 1961

bulletEL TRABAJO GUSTOSO 1948-1954, 1961

bulletThree Hudred Poems 1903-1953, 1962

bulletEL MODERNISMO: 1962

bulletCARTAS 1898-1958, 1962

bulletPRIMERAS PROSAS 1890-1954, 1962

bulletLA COLINA DE LOS CHOPOS 1913-1928, 1965

bulletForty Poems, 1967

bulletLorca and Jiménez: Selected Poems, 1973

bulletISLA DE LA SIMPATÍA, 1981

bulletTIEMPO Y ESPACIO, 1982 - Time and Space

bulletLA REALIDAD INVISIBLE (1917-1920, 1924), 1983 - Invisible Reality

bulletGUERRA EN ESPAÑA, 1936-1953, 1985

bulletStories of Life and Death, 1986

bulletSpace and Time: A Poetic Autobiography, 1987

bulletLight and Shadows, 1987

bullet The Complete Perfectionist, 1997

 

 

 

bulletcanandanann 21-02-2003
bulletstartpagina canandanann:  alfabet * kabod * landscape * poetrysigns and semiotics * links Erectiele disfunctie canandanann: 
bulletnieuw: www.mystiek.net 
bulletmystic true: mystieke teksten  
bulletgedichten: liturgie/rouw/religieus 
bullethomepage Studentenkerk  
bulletfotogalerie: landschappen, religieus, kunst
bulletlinks voor alle pagina's
bulletnieuw time: tijd en ruimte - gebouwen